VERSLAG STADSCAFÉ #19 – Kunst is Stedelijke Ontwikkeling
Op woensdag 9 juni ging RAP Leiden in gesprek met Sharon Oldenkotte (Directeur Kunst en Cultuur BPD Gebiedsontwikkeling), Matthijs Burger (Erfgoed Leiden en Omstreken) en Arno van Roosmalen (adviseur kunst en publieke ruimte) over het belang van kunst en cultuur in stedelijke ontwikkeling.
Wat is de verbindende kracht van kunst en in hoeverre is het noodzaak om kunst en cultuur te omarmen als essentieel onderdeel van gebiedsontwikkeling? Een bijzonder thema én bijzondere editie van Stadscafé, want er was eindelijk weer publiek aanwezig. Stadscafé was daarnaast via de livestream te volgen.
Kunstenaars als logisch onderdeel van een groter geheel
‘De kunst in stadsontwikkeling’, een publicatie ter ere van het vertrek van Ronald Stokkel bij de gemeente Leiden inspireerde RAP Leiden voor het thema van Stadscafé #19. Want kunst in stadsontwikkeling is iets wat Ronald, die zelf de avond aftrapt, een belangrijk thema vindt.
Ronald: “Als we het hebben over kunst in stadsontwikkeling, dan gaat het over de vraag hoe we de stad leefbaar en aantrekkelijk maken en houden. Dat doen we niet door elke vierkante centimeter op te vullen met woningen, bedrijven en horeca, maar wel door niet aflatend te blijven nadenken over wat goed is voor de inwoners, ondernemers, scholieren en studenten van deze stad.” Ronald pleit voor haaks denken op financieel rendement en het belichten van andere perspectieven. Volgens Ronald zijn juist kunstenaars hiertoe in staat. “Als we willen dat grote opgaven op het gebied van woningbouw, energietransitie en klimaat een prachtige en leefbare stad opleveren, betrek dan het potentieel aan ideeën dat kunstenaars hebben.
De impact van kunst op de openbare ruimte
“Welke impact kun je bewerkstelligen met kunst in de openbare ruimte?”, een vraag aan Arno van Roosmalen, adviseur kunst en publieke ruimte. Arno: “Die vraag is niet zo ingewikkeld, maar het antwoord wel vrees ik. Je kunt niet van tevoren vaststellen welke impact kunst kan hebben. Je zou kunnen zeggen dat kunstenaars een bepaalde vorm van sensibiliteit hebben, waardoor ze in staat zijn om dingen op te pikken. Sferen, stemmingen, processen, krachten. De tweede kwaliteit die zij hebben is dat zij dit kunnen visualiseren. Datgene wat voor velen onzichtbaar is, kunnen ze waarneembaar of zelfs ervaarbaar maken.” Die sensibiliteit en het vermogen tot visualiseren kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een stad. Zo kan het bijdragen aan de schoonheid van een stad en plekken ‘verbijzonderen’.
Het verbijzonderen van de omgeving
‘Verbijzonderen’, een abstract begrip waar moderator Pieter van der Straaten graag een voorbeeld bij zou krijgen. Als voorbeeld toont Arno een kunstwerk van de Tunesische kunstenaar eL Seed. Perception, zoals het kunstwerk heet, is een muurschildering verspreid over verschillende gebouwen in Manshiyat Nasr, een wijk in de stad Caïro. Slechts vanaf één specifiek punt kan de muurschildering als geheel worden aanschouwd. Het is een kunstwerk dat bewustzijn moet creëren en het begin moet zijn van anders denken over een lang gemarginaliseerde, maar voor de stad betekenisvolle, groep inwoners.
Gesamtkunstwerken: in vroeger tijden een vanzelfsprekendheid
Op welke manier is kunst in het verleden onderdeel geweest van de ontwikkeling van de stad? Een vraag die Pieter voorlegt aan Matthijs Burger. “Als je naar het verleden kijkt dan zie je dat de verwevenheid van de verschillende disciplines eigenlijk de hele geschiedenis door een vanzelfsprekendheid was”, zo vertelt hij. Als voorbeeld noemt hij het Paleis van Versailles. Matthijs: “Een architect, een tuinarchitect en een schilder. Die drie mensen hoor je in één adem noemen als je vraagt: ‘wie is er verantwoordelijk voor dat gesamtkunstwerk?’.” Een van de dingen die we volgens hem kunnen leren uit het verleden is dat kunstenaars en andere disciplines vanaf het begin af aan samen aan een project werkten. Als Leids voorbeeld noemt hij De Waag, waarvoor de architect in zijn ontwerp al rekening hield met het kunstwerk dat er zou komen.
“Als je nu stadskantoren overal in Nederland ziet, zijn dat geen ‘gesamtkunstwerken’ zoals we die in de jaren 30 van de vorige eeuw bouwden. Wat maakt dat dit tot driekwart eeuw geleden wel kon en dat nu niet gebeurt?”, vraagt Pieter. De oorzaak ligt volgens Matthijs in de jaren ’50 en ’60, tijdens de wederopbouw. Vanuit de rijksoverheid werd een percentageregeling opgedrongen aan architecten met betrekking tot het toevoegen van kunst aan publieke gebouwen. Er kwam kunst in die gebouwen, of mensen dat nou leuk vonden of niet. Een maatregel die als effect had dat de vanzelfsprekendheid van de samenwerking verdween.
Een gedeelde verbeelding
Pieter gaat in gesprek met Sharon Oldenkotte. “Welke mogelijkheden zijn er om in gebiedsontwikkeling kunst in te brengen die de identiteit verrijken en iets moois toevoegen?”, vraagt hij haar. Sharon ziet een kanteling als het gaat om multidisciplinair gelijkwaardig aan elkaar zijn, maar benoemt ook dat dit nog heel wat nodig heeft. Sharon: “Het betekent dat de kunstenaar gelijkwaardig in het proces moet staan, net als de architect, landschapper, ontwikkelaar en de gemeente. Dit hoeft niet per definitie te leiden tot een object; het gaat ook om een andere manier van denken. Een soort gedeelde verbeelding.” Een voorbeeld hiervan in Leiden is het Singelpark. Of, zoals Pieter het zo mooi noemt: de ‘omkroning’ van de binnenstad. “Kunst is daar echt een onderdeel van”, zegt Sharon.
Zorgen dat er in de publieke ruimte iets gebeurt
“Wat zijn succesfactoren om kunst echt onderdeel te maken van stadsontwikkeling?”, Pieter wendt zich tot Arno. “De succesfactoren kun je bijna niet van tevoren vaststellen”, aldus Arno. “Waar je mee aan de slag moet is niet zozeer het streven naar kunstobjecten, maar zorgen dat er in de publieke ruimte iets gebeurt.” Hij pleit ervoor kunstenaars te laten kijken naar een gebied met daarbij de vraag ‘wat zie jij?’, zonder dat dit per se moet leiden tot kunst.
Kunstenaars compliceren
Arno: “Verwacht niet dat een kunstenaar problemen oplost. Een kunstenaar zal compliceren. Dat is goed. De kunstenaar zal vragen stellen die horen bij deze tijd en de toekomst”. Een ervaring die ook Sharon heeft: “Kunstenaars kijken heel anders naar een gebied en komen dan met iets waar echt niemand aan gedacht heeft. Om zo het verhaal, dat eigenlijk al in het gebied zit, naar boven te brengen.” Pieter vraagt Matthijs welke rol Erfgoed Leiden speelt als het gaat om het bewaren van de verhalen die zich in de stad bevinden. Matthijs: “We zorgen dat mensen die verhalen zelf kunnen ontdekken. Vanuit hun eigen interesse naar die verhalen op zoek gaan.” “Hoe doe je dat, mensen helpen verhalen te ontdekken?”, vraagt Pieter. Matthijs: “We zijn actief bij gebiedsontwikkelingen, waarbij we zorgen dat het verhaal van een gebied wordt opgeschreven. Wat is daar gebeurd? Waar staan we en waarom is het zoals het nu is? Wat zie je als je het verhaal erachter weet?” Maar is Erfgoed Leiden dan ook degene die een onaangenaam verhaal vertelt en daarmee compliceert? “De verhalen zijn niet altijd mooi”, benadrukt Matthijs. “Erfgoed wordt vaak gezien als iets wat altijd mooi en leuk is. Maar erfgoed is niet altijd leuk. Bij tijd en wijle zijn het gruwelijke verhalen.” Dé reden om een kunstenaar in te zetten vindt Matthijs. Iemand die je dat nare verhaal op een andere manier kunt aten vertellen.
Programmeren in de tijdelijkheid
Marjan van Gerwen (culturele kwartiermaker bij Wartna & van Gerwen) vraagt wat volgens de sprekers het belang van programmeren in de tijdelijkheid is. “Is dat een noodzakelijke vorm van gebiedsontwikkeling?”, vraagt Pieter. Arno: “Noodzakelijk weet ik niet. Gewenst? Ja.” Wel is hij van mening dat een dergelijke ‘tussentijd’ en de opvulling ervan, niet per se tijdelijk moet zijn. Maar dat hetgeen er gerealiseerd wordt ook kan doorwerken. “Alles is tussentijd. Niets is definitief. De stad is voortdurend in ontwikkeling”, zo zegt hij.
Een pleidooi voor artistic fire
Het woord is aan wethouder Fleur Spijker. Als verantwoordelijke voor gebiedsontwikkeling in Leiden geeft zij haar kijk op de rol die kunst en kunstenaars zouden moeten (en kunnen) spelen in de stad. ‘Kunst creëert, stelt vragen, overschrijdt grenzen en verspreidt nieuwe ideeën voor onze toekomst.’ Een zin uit ‘Pleidooi voor Artistic Fire’, een stuk dat Fleur jaren geleden schreef. Wat haar betreft kunnen kunstenaars bijdragen aan het komen tot plannen voor gebiedsontwikkeling en het vrijmaken van hoofden. Ze kunnen je raken en meer ruimte bieden. “Leiden is een compacte stad. We combineren heel veel functies. Je moet inbreiden en dat vraagt om creativiteit. Een kunstenaar kan zorgen dat je kan nadenken over verrassende combinaties”, aldus Fleur.
Conceptueel bouwen biedt kansen voor kunst
Kansen ziet Fleur in conceptueel bouwen. Een nieuwe bouwvorm waarbij een groot deel al in de fabriek wordt gebouwd. Wat haar betreft maakt dit het eenvoudiger om kunstenaars vanaf het begin van een project te laten meedraaien. Of, zoals Pieter het mooi samenvat: “Conceptueel bouwen maakt het makkelijker om de stad als canvas te gebruiken.”
Stadscafé #19 in dichtvorm
Dramaturge en dichter Ninke Overbeek sluit de avond af met een prachtig gedicht over dit 19e Stadscafé, dat zij ‘live’ schreef. “De blik van de kunst bekijkt, toont, omarmt, ontregelt door andere lijnen te trekken” en “Kunst kan, door heel specifiek de lens te verschuiven, zichtbaar maken wat onzichtbaar is”, slechts een greep uit de prachtige zinnen uit haar voordracht. Het gedicht is hier terug te lezen: Stadscafe 19 – Ninke Overbeek – Spelregels voor de stad door de poorten van de kunst
Het volgende Stadscafé vindt plaats na de zomer, op 8 september.