Wat betekent de transformatie van bedrijventerreinen naar woningen voor ondernemers en hoe belangrijk is het om wonen en werken slim te combineren? We bespraken het met tafelgasten Erwin Roodhart, Robbert Jan van der Veen en Walter de Vries tijdens het 25e Stadscafé, dat plaatsvond op woensdagavond 12 oktober in PLNT | Leiden. De avond was ook te volgen via een livestream.
Wonen en werken in de stad en de strijd om de beperkte ruimte daartussen. Is er nog genoeg ruimte in de stad om bedrijven te behouden nu zo ontzettend veel mensen in die stad willen wonen? Hoe zijn wonen en werken met elkaar te mengen? Belangrijke en ingewikkelde vragen waarmee moderator Pieter van der Straaten het gesprek van deze avond inleidde.
Ruimtegebrek als drijfveer
“Gemak en overlast of welvaart en welzijn kunnen hand in hand gaan of elkaar bijten”, zegt Martin Verwoest in zijn Stadhuis Talks. Als voorbeeld noemt hij de Leidse Lakenindustrie, die de stad zowel welvaart als erbarmelijke omstandigheden opleverde. Martin: “Met elke groei van de stad is overlast gevende bedrijvigheid verder naar buiten verplaatst.” Maar tijden veranderen en zo ook het werk van mensen. Tijdens de coronacrisis zagen we wonen en werken vermengen als nooit tevoren. “Ruimtegebrek is een grote drijfveer voor de menging van functies. Maar het toevoegen van werkprogramma gebeurt niet vanzelfsprekend. Dit vraagt planologische sturing”, aldus Martin. Vragen die bij het vermengen van wonen en werken een rol spelen zijn onder meer: ‘kan het werken ook positief bijdragen aan het wonen of zitten de functies elkaar in de weg?’ en ‘mengen we naast elkaar of bovenop elkaar?’ Wat hij zeker weet: “het coördineren van de juiste mix van bedrijvigheid en andere programma’s is van belang voor een goede synergie.”
De 15-minutenstad
Essentieel voor een leefbare stad is de nabijheid van voorzieningen. Voorzieningen als winkels voor de dagelijkse boodschappen, scholen, musea, werkruimte voor de loodgieter én een plek waar deze loodgieter zijn bouwmaterialen kan inslaan. “Bedrijventerreinen spelen een rol in het voorzieningenniveau”, zegt Erwin Roodhart, manager Ondernemend Leiden. “Met de transformatie van bedrijventerreinen naar woningen druk je bedrijven de stad uit. En daarmee verlies je ook werkgelegenheid op verschillende niveau.” Dit leidt volgens Erwin tot een lager en duurder voorzieningenniveau. Ook draagt het niet bij aan het creëren van een zogenaamde ’15-minutenstad’: een stad waarin inwoners al fietsend of wandelend binnen vijftien minuten toegang hebben tot alles wat ze nodig hebben, zoals winkels, kantoren, scholen, gezondheidszorg, sport en cultuur.
Een duidelijk profiel is wenselijk
Waarom zijn de Leidse bedrijventerreinen zo’n bonte verzameling aan bedrijven? “Omdat er in Leiden geen keuzes zijn gemaakt voor het profiel van de bedrijventerreinen”, aldus Erwin. Bedrijventerreinen met een duidelijk profiel zijn wel wenselijk, vindt hij. Hij pleit voor een combinatie van terreinen met ‘bedrijven in verschillende kleuren’ en terreinen die een keuze maken, zoals het Bio Science Park. Maar hoe zit het met het toevoegen van woningen aan bedrijventerreinen? Erwin: “We hebben meer ruimte nodig, omdat we met z’n allen vastzitten.” De zoektocht naar geschikte plekken om wonen en werken te combineren is inmiddels in volle gang zegt hij.
Liefde voor hallen: robuuste structuren met flexibiliteit
Wat kan Leiden leren van Rotterdam, waar wonen en werken steeds vaker op mooie wijze gecombineerd worden? Volgens architect en stedebouwkundige Robbert Jan van der Veen (ECHO Urban Design) hebben mensen ruimte nodig. Ruimte om te werken, te maken, te leren en te ontmoeten. Ruimte om jezelf én als collectief te ontwikkelen. Robbert Jan: “Ik zie kansen in de vervlechting van dorp en stad. Het beste van beide werelden samenbrengen in stedelijk gebied. De buitenrand biedt ruimte biedt voor bedrijvigheid en reuring; de binnenkant is meer een plek voor rust en ontmoeting’’.
Waardevolle plekken ontwerpt je volgens Robbert Jan in samenwerking partijen die in het gebied geworteld zijn én partijen die rondom het gebied werken en wonen. Welke uitdagingen spelen op de plek en welke in de omgeving. Hoe kan je daar met de nieuwe ontwikkeling op inspelen en aan een waardevol ecosysteem bouwen waarin mensen kunnen wonen, leren en ontwikkelen.
Een Rotterdams voorbeeld van een wijk waarin werken en wonen goed samenkomen is ZOHO. In deze wijk met een grote dichtheid nét buiten het centrum is plek voor werken en wonen, leren, sociale activiteiten en ontspanning. Dat zoveel functies op één plek samen kunnen komen is deels te danken aan de vele hallen die er te vinden zijn. Robbert Jan:“ Ik zou graag pleitbezorger zijn van hallen in de stad. Het zijn robuuste structuren waarin je flexibiliteit hebt.” Hallen zijn, zo zegt hij, structuren waarvan je de invulling steeds ziet veranderen. Een markt houden, een studio maken of een evenement organiseren zijn slechts enkele voorbeelden van een invulling. “Het gaat om weerbaarheid in de structuren van zo’n plek”, aldus Robbert Jan.
M4H: van havengebied naar innovatief woon-werkmilieu
Walter de Vries is planoloog bij Gemeente Rotterdam en werkt aan de ontwikkeling van de Merwe-Vierhavens. M4H vormt samen met RDM het Makers District. De opgave is het gebied te ontwikkelen tot een innovatief woon-werkmilieu dat bedrijven en pioniers aantrekt en waar wonen, werken, cultuur, horeca, sport en onderwijs samenkomen. Walter: “De haven van Rotterdam staat voor een ongelofelijke vernieuwingsopgave. Er zijn voldoende regio’s in de wereld die te laat zijn gaan innoveren en onderuit gingen. Ook wij stellen ons die vraag. Is onze werkgelegenheid toekomstbestendig?” Om werkgelegenheid toekomstbestendig te maken is innovatie nodig, geeft hij aan. En die innovatie beperkt zich niet tot het havengebied alleen, maar moet ook in de rafelrand van de stad zitten. “De grens van stad en haven is een fantastische plek waar pioniers die willen vernieuwen zich thuis voelen”, aldus Walter.
Robbert Jan vraagt zich af hoe het ‘dorpse’ terugkomt in dit grootse gebied. “Clusters”, zegt Walter. Volgens hem zie je die al ontstaan, onder meer rondom collectieve plekken. Zo is de aanwezige voedseltuin een sociaal project, waarbij ook omliggende bedrijven zich betrokken voelen. “Die binnenruimte zorgt ervoor dat bedrijven elkaar ontmoeten. En als iets belangrijk is voor innovatie, dan is het uitwisseling. Dat dorpse geeft dus een gevoel van geborgenheid, maar we lokken er ook interactie mee uit”, aldus Walter.
In de tussenruimte gebeurt het
Vormen de bedrijventerreinen in Leiden communities? “Nou echt niet”, luidt een antwoord uit de zaal. ‘’Maar wel een goede vraag’’, antwoordt Erwin. Geef aandacht aan de tussenruimte en ga ing gesprek met de omgeving, zijn volgens Robbert Jan essentiële stappen in het bouwen van communities. “In de tussenruimte ontmoet je mensen, daar beweeg je. Daar kun samen leven realiseren.” Pieter haalt de Rooseveltstraat aan, waar aan het einde van een lange straat een picknickbankje aan het water is geplaatst. Het begin van de gezamenlijke tussenruimte? “Een mooi voorbeeld, dan kan er iets ontstaan”, zegt Robbert Jan. “Het begint ook met straten en plinten maken. Een collectieve tuin maken waar gebouwen zich op oriënteren”, voegt Walter daar aan toe. “Dat staat haaks op hoe we de afgelopen 50 jaar bedrijventerreinen hebben ontwikkeld.” Robbert Jan: “En niet overdesignen. Juist bij robuuste plekken kunnen mensen zich de tussenruimte toe-eigenen.”
‘Leiden denkt te klein over zichzelf’
“Jullie hebben het over ruimtelijke dingen, terwijl we hier in Leiden een enorm tekort aan ruimte hebben”, klinkt het uit de zaal. De beperkte ruimte in Leiden blijft onderwerp van gesprek. Hoe kunnen we die kleine ruimte die er is dan beter gebruiken? Robbert Jan: “Het zit in de slimheid van combinaties, durven samenwerken’’. “Ik denk dat Leiden iets te klein denkt over zichzelf”, zegt Walter. “Ik ben erg onder de indruk van het Bio Science Park. Daar betaalt de lange zich uiteindelijk uit. Ik hoop dat we in Rotterdam dat geduld ook kunnen opbrengen.”
Gluren bij de buren
Wat is de belangrijkste les voor de bedrijvigheid in Leiden deze avond? Erwin: “Dat er veel meer mogelijk is dan je denkt. De verhalen van Robbert Jan en Walter werken inspirerend. We moeten zo snel mogelijk eens gaan ‘gluren bij de buren’. Van elkaar leren en het in Leiden toepassen.” De conclusie is helder: we zijn over dit onderwerp nog lang niet uitgepraat. Binnenkort een keer gluren bij de buren en daarna samen met ondernemers, ontwerpers en omwonenden met een schetsrol onder de arm kijken hoe we de lessen kunnen vertalen naar onze situatie. Wordt vervolgd.
Het volgende Stadscafé van RAP Leiden vindt plaats op 7 december.